Identiteit
Diensten geleverd door deze boom
Kenmerken/Karakter van het individu
Deze individuen behoren tot de laatste 4 iepen van het Gewest. Ze overleefden de grote werkzaamheden aan de Kruidtuinlaan en de Kleine Ring en bieden bovendien weerstand aan de iepziekte, die deze soort met uitsterven bedreigt. Het zijn de bomen van de Amerikaanse indianen.
Een onverzettelijk koppel
Twee overlevenden
Het koppel gladde iepen behoort tot de laatste vier iepen in Brussel. Je vraagt je af hoe ze het volhouden, daar helemaal op het eind van de bomenrij langs de Kruidtuinlaan, midden tussen acht verkeersstroken.
Deze bomen hebben heel wat beproevingen doorstaan. Ze hebben verschillende heraanleggingen van de Kruidtuinlaan meegemaakt. Toen de Rogiertunnel werd gegraven werden hun wortels doorgesneden en lagen ze vele maanden in de open lucht, blootgesteld aan allerlei pathogenen (ziektes).
Deze twee exemplaren zijn er nog, terwijl de Brusselse en de Europese populaties gedecimeerd werden door de iepenziekte. Deze boomsoort heeft een lange geschiedenis in grootsteden. Hij verfraaide de grote lanen en bood schaduw. Het is een mooie soort, met een rechte stam, een top die tot 30 meter hoog kan reiken en vooral een zeer brede kruin die lichte schaduw verschaft. Helaas werd de soort in het begin van de twintigste eeuw getroffen door de iepenziekte. En de grote iepen zijn in de jaren 1980 zo goed als verdwenen.
Deze ziekte is te wijten aan een schimmel die meereist met de spintkever. Die zou in 1917 in Europa zijn gearriveerd, in het ruim van een schip gevuld met een lading hout uit de VS. Deze kleine kever knaagt aan het hout net onder de schors. Hij kiest zijn slachtoffers goed uit, namelijk bomen met een stamomtrek van meer dan 40 cm. De iepenziekte maakt zijn werk af. Die verhindert de boom eerst om nog groter te worden en wordt uiteindelijk zijn dood. Daardoor zijn grote exemplaren heel zeldzaam geworden in onze streken.
Deze twee gladde iepen markeren dus de geschiedenis van de Kruidtuinlaan. Een van hen is de grootste van zijn soort. Hij had allang de kevers moeten aantrekken. Om die uitzonderlijke weerstand tegen natuurlijke en menselijke verstoring te loven, werd het koppel in 2012 opgenomen in de inventaris van merkwaardige bomen, en in 2014 kwamen ze op de bewaarlijst terecht. Wie weet helpt het hen om het nog twee of drie eeuwen vol te houden: gladde iepen kunnen 400 à 500 jaar oud worden.
Eendracht maakt macht
Hoe houden deze twee natuurkrachten stand in een zo vijandige omgeving? De bladeren worden blootgesteld aan tonnen partikels. Hun hele oppervlakte trilt mee met de voertuigen die langs hen scheren, en ze ondervinden schelle geluidsdruk van de claxons en de sirenes die de lucht aan stukken rijten. Hun wortels voelen de ultralage golven van de vrachtwagens en de continue verkeersstroom op het beton.
Is het omdat ze met twee zijn dat deze bomen ondanks alles overleven? In principe houden de wortels van olmen van een frisse, lemige en vruchtbare bodem, en dat is zeker niet het geval onder een trottoir. Tegenwoordig weten we dat bomen via hun wortels kunnen communiceren, in symbiose met het mycelium van paddenstoelen. In de ondergrond van het bos kunnen bomen elkaar zo over heel grote afstanden helpen. Ze kunnen minerale zouten uitwisselen. Maar hoe gebeurt dat in de erg arme bodem onder de trottoirs en tegels van de Kruidtuinlaan? Vaak zijn laanbomen heel kwetsbaar, maar deze iepen houden zich sterk.
Overlevingsstrategie
Deze twee bomen lijken des te statischer door het verkeer rondom hen, dat opgejaagd is. Nochtans zijn ze niet zo stevig verankerd als het lijkt.
Wetenschappers hebben ontdekt dat iepen moleculen kunnen uitzenden die de natuurlijke vijand van hun vernietiger, de spintkever, aantrekken. Die verdediging zit ongetwijfeld in het DNA van de iepen, maar komt slechts bij enkele tot uiting. Hebben onze twee iepen dit potentieel langzaam maar zeker aangeboord in de twintigste eeuw, om weerstand te bieden aan aanvallen? De vraag blijft onbeantwoord. Het is wel een interessante kwestie, want ze brengt ons in een andere tijdsdimensie: die van de boom, bewegingloos in onze ogen. Dit stelt onze neiging om altijd onmiddellijk in te grijpen in vraag: in onze poging om de ziekte uit te roeien hebben wij mensen volledige iepenlanen geveld. Daarbij exemplaren die misschien ook dit weerstandsvermogen in zich droegen. We kunnen hier misschien beter een voorbeeld aan nemen en de natuur de tijd geven om te tonen wat ze kan.
In dat verband hebben iepen nog een andere strategie waarmee ze zich sinds meer dan 100 miljoen jaar via de lucht voortplanten. Hun voortplantingswijze is bijzonder mobiel. Als je in de lente in de buurt passeert, kun je hele wolken zaadjes over de Kruidtuinlaan zien vliegen. Het gaat om gevleugelde dopvruchten. Kleine ronde zaadjes, gevat tussen twee halfronde vleugels. Zo vormen ze een groot zeil dat op de wind drijft om zich op honderden meter afstand te verspreiden. Helaas is er weinig kans de dat zaadjes op natuurlijke wijze kiemen in een dermate gebetonneerde wijk. Als ze aan de andere kant van de kleine ring, in de Kruidtuin, landen, dreigen ze afgemaaid te worden als ze in het gazon vallen. En anders komen ze in een bomengroep terecht.
Zoek de fout
In deze bomenrij verbergen zich dus twee iepen tussen de platanen? Hoe herken je ze als je niet weet waar ze zich exact bevinden?
De schors van de twee gladde iepen langs de laan is zo donker dat je onmogelijk het verschil niet kan zien. Dit zwartbruine (op volwassen leeftijd) is niet te wijten aan de geaccumuleerde vervuiling langs de verkeersader. Het is hun natuurlijke kleur. De schors is ook diepgegroefd. En ze is zo donker dat ze in de Griekse mythologie de boom is die de poort naar de hel bewaakt. Dat inspireerde ook een tagger die een rood kruis aanbracht op een van beide stammen.
Vervolgens zijn iepen goed aan hun bladeren te herkennen: ovaalvormig, getand, en ze voelen een beetje ruw aan. Maar vooral: de bladschijf start niet op dezelfde hoogte links en rechts van de middennerf. Dit onderscheidt deze bomen van alle andere met ovalen bladeren: haagbeuk, beuk, hazelaar, enz. Deze lichte scheeftrekking maakt hem zo charmant.
Als je het geluk hebt opslag te zien (loten aan de voet van de boom) of waterloten (loten die recht uit de stam spruiten), dan kan je de knoppen bekijken. Die zijn klein en puntig, met harige schubben. Ze wisselen af op de tak, en staan schuin op het bladlitteken. Ook zij vertonen een beetje die scheeftrekking. De iep is een beetje "schief". Misschien daarom dat deze twee exemplaren meer Brussels dan glad zijn.
Dit portret is verrijkt met een illustratie uit de Belgische Federale Staatscollectie in permanente bruikleen aan de Meise Botanical Garden. Zie bijlage. Met dank aan de bibliotheek (erfgoedcollectie) voor deze bijdrage.https://www.plantentuinmeise.be/nl/home/